Coimbra – Redondela (27 km)

Coimbra is een mooie grote stad. Ik voelde me er vlug thuis: veel jong volk op straat, net als in Leuven door de universiteit. Gisteren avond hebben we nog een wandeling door de stad afgesloten met een drankje op de Praça Commercial en we werden uitgenodigd door een groepje jongeren, met gitaar, om samen met hen te dansen, maar dat zagen we toch niet zitten. Voor hen heeft het feest nog lang geduurd, denk ik. Als we vanmorgen vertrokken, waren er nog die niet uitgefeest waren, ze waren wel minder levendig.

De laatste twee dagen is het ’s morgens wat overtrokken en de zon komt er pas rond half twaalf goed door, dat bevalt ons wel. De max temperatuur is nu 26 á 27°. Draaglijk.

Vanmorgen was mijn wasje niet droog, maar dat zal nu wel vlug gaan.

Vanuit Coimbra komen er alsmaar meer pelgrims opdagen, zo zijn we nu toch al met een tiental samengevallen, waaronder 2 Nederlanders, Fransen, Spanjaarden, en tot nog toe slechts 1 Belg, ik dus.

Rabaçal – Coimbra (32 km)

Het verhaal van Sandra, de Italiaanse dame die we eergisteren kwijtraken, is dat ze door mis te lopen, niet meer tot Avaiazere geraakt en een zestal kilometer er voor in een Quinta overnacht om gisteravond terug op te dagen. Zij vertelde in de herberg ook het verhaal van de vreemde man en de politie werd op de hoogte gebracht en de nummerplaat doorgegeven.

Vandaag is ook een deel van het mysterie van de Blackbulls opgelost; als we aan het museum van Zambujal voorbijkomen, zie ik dat een man daar gelijkaardige affiches ophangt. Op zijn auto staat reclame voor bikers. Vermoedelijk gaat het om het uitzetten van een stoempersparcours voor fietsterroristen. Of dat minder gevaarlijk is, laat ik in het midden.

Vandaag doorgetrokken tot Coimbra, een grote stad met universiteit, het is minder warm, dat helpt. Morgen misschien echt wat kalmer, we, Sandra en ik mikken op 26km tot Sernadelo, maar gewoonlijk zijn het er meer.

Ze hebben hier echt iets met tegels

Alvaiazere – Rabaçal (35 km)

De laatste 8 km. De langbenige Duitser gaat niet verder dan Alvorge, ik ben er niet boos om.

Ik stap alleen door een maquis- landschap. Niemand voor me, niemand achter me. De batterij van mijn smartphone is bijna plat.

En dan…

Wat betekent dit? Het is iets gevaarlijk. Een waarschuwingsbord, en ik moet die richting uit.

Ik raap twee stenen op en die klem ik in de palm van elke hand.

Blackbulls. Zouden dat honden zijn? Zwarte pitbulls? Welke kleur hebben pitbulls trouwens? Met die meute wilde honden begin deze week in mijn achterhoofd ben ik er niet gerust in. Hoor ik geblaf? Neen. Blaffende honden bijten niet, bijten niet- blaffende honden wel? Ik stel me al een gevecht in don Quichote- stijl voor: ik weet waar ik moet trappen, met mijn bergschoenen zal dat aankomen, troost ik me. En dan heb ik ook nog de stenen en mijn stokken. Maar wat als het er meer dan pakweg 5 zijn? Don Quichote begint te twijfelen en Sancho Panchez is niet in de buurt.

Blackbulls. Het zijn misschien stieren, zwarte stieren. We zijn hier tenslotte niet zo ver van Spanje. Ik kijk rond, achter elke struik kan een rustig-herkauwende viervoeter opgeschrikt worden door mijn passage. Maar het is warm, dus hoop ik dat zo’n beest zich liever niet moe- maakt in zo’n hitte. En ik draag geen rode kleding. Hee, wat zie ik daar? Twee bruine vlekken. Wanneer ik behoedzaam nader, blijken het verroeste olievaten te zijn. Na de afgedankte sofa een kilometer terug, had ik dat kunnen verwachten. Ik start een sporenonderzoek, op het pad bekijk ik elke voet- en pootafdruk. Ik zie geen hoefafdrukken, enkel sport- en stapschoenafdrukkenen ook geen uitwerpselen, noch van dierlijke, noch van menselijke oorsprong, gelukkig, en tot nader order heb ik geen weet van vee dat op sneakers rondhuppelt in de wei.

En dan, na enkele kilometers; tatatadaan:

De Camino gaat naar links, en het gevaar naar rechts. Merk wel het kapelletje op de hoek, zou er toch iemand…? Ik laat de stenen in mijn broekzakken glijden.

Oef, weeral goed afgelopen. Om 17 u ben ik in de albergue, gans alleen, en guess, om half acht verschijnt daar plotsklaps Sandra, met een heel ander verhaal.

Tomar – Alvaiazere (32 km)

Samen met de Italiaanse Sandra vertrek ik om 6u. Voor de eerste stop ontdekken we een ‘rare’ man die ons in de gaten houdt en ons achtervervolgt met zijn auto. Twee fietsers hebben hem ook gezien, maar dan is hij toch verdwenen.

Het wordt eentonig: warm, redelijk wat kilometers, toch weer gelukt, zij het dat Sandra niet opdaagt op het afgesproken eindpunt.

U zult zich afvragen wat ik zoal doe en denk tijdens de stapuren. De zon zien opgaan is altijd anders en nieuw. Ook de streek waar ik doorloop is mij volledig onbekend en ik zie verschillen met vorige week: heuvels en eucalyptus- en kurkboombossen. Ook veel vijgenbomen en olijven, minder wijngaarden.

De eerst dagen lagen er geregeld tomaten in de goot of op straat, tot ik ergens een tomatenoogst in volle gang zag waar grote open containers wegreden. normaal dat er al eens eentje ontsnapt

Wat ik ook al eens doe, is de voetafdrukken bestuderen: er zijn er die ik al kan identificeren.

Voorts is stappen tellen prettig tot ik de tel kwijtraak, of sinds vandaag muziek beluisteren, nu mijn oortjes hersteld zijn, ze hingen uit elkaar maar een pleister brengt soelaas en ze werken weer perfect. Zingen heb ik ook al gedaan, maar dat is vermoeiend en daar krijg ik een droge keel van.

Morgen en overmorgen voorzie ik een lichter programma, ik zit nog op schema, het zou iets minder warm worden; zal ik proberen om een beetje warmte naar België te sturen?

Golegã – Tomar (34,5 km)

Ik begin me goed aan te passen: gestapt tot 15u, en de temperatuur is precies een beetje gedaald, of raak ik het gewoon?

Onderweg nog bekenden ontmoet, en ik was daar zeer tevreden mee, vooral vanmorgen toen een zestal wilde honden uit het veld naar me toe kwamen en deze afgeleid werden door de vier volgenden. Gelukkig alleen wat geblaf, en stokkengezwaai.

Ons begint ons wat te kennen, en zo hoor ik ook weer nieuws over andere tochtgenoten.

De eerst heuveltjes kondigen zich aan, deze was toch al 300m hoog. Vóór mij uit liepen een Noord- Ier, een Brits-Frans koppel en een Italiaanse.

Al zie ik nu wel dat de Camino niet door iedereen even gewetensvol wordt afgelegd; van het groepje van vijf ben ik de enige die de afstand volledig heb afgerond. Taxi of liften is schering en inslag, wat ben ik naïef.

In Tomar is de Duitser opgedaagd die mij gisteren voorbij ging, zijn benen zijn 1,5x zolang als de mijne, dat is niet eerlijk. En straks gaan we gezellig op restaurant eten met z’n zessen.

Santarem – Golegã (32km)

Vanmorgen was ik extra vroeg uit de veren, om half zes heb ik de eerste treinreizigers en de stationchef lastig gevallen om de weg te vinden. De stationchef heeft me nog proberen tegen te houden met het argument dat het 10 km zonder ‘provisamente’ was, hij zag het duidelijk niet zitten, het was dan ook nog stikkedonker. Tot 7 u stapte ik langs een baan zonder verlichting, met de volle maan achter mij zodat mijn schaduw voor mij uit gleed, tot een rode gloed aan de rechter einder aankondigde dat het weer warm ging worden. Het aankomende verkeer lichtte ik in over mijn aanwezigheid, juist ja met het smartphone lichtje. Om 8u was ik in het eerstvolgende dorp, en de café Leite smaakte lekker!

De middagstop om 11u45 was na 23km, nog 9 te doen en volgens twee Nederlanders al 34°. Die mannen zijn de C Portugais in tegengestelde richting bezig en ze willen doorgaan tot Gibraltar. Op dat terras kwam een mevrouw vragen waar we vandaan kwamen, hoe oud we waren en of we José Saramago kenden. De Nederlanders ontkenden, dus heeft ze mij geïnterviewd. Ik vertelde dat ik het ‘Evangelie volgens Jesus Christus’ gelezen heb, en wat ik ervan vond. Ze scheen toch tevreden, en anders is dat niet mijn probleem. In Azinhaga is er een huis van Saramago, vandaar. Die madame gaf toe dat ze er zelf nog niet geweest was en dat ze niet wist of dat zijn geboortehuis was

Om 13u30 stoppen de krekels met sjirpen, zo warm is het. De slakjes op de struik trekken zich terug in hun schelp. Ben ik blij dat ik mijn einddoel voor vandaag rond 14 u bereik en eerst een fris pintje kan gaan drinken voor ik onder de douche het stof kan afspoelen.

Bustrip naar Fatima

De esplanade in Fatima ligt er verlaten bij, de gidsen loodsen hun luisteraars langs de schaduwkanten en in de ondergrondse kapellen en musea is het druk. Niet verwonderlijk bij deze temperatuur, ik prijs me zalig dat ik mijn rugzak en stapschoenen niet moet meezeulen.

De beloofde kaarsen heb ik beperkt en vervangen door lichtjes die ik tegen betaling kon ontsteken. De gewone kaarsen smelten weg voor ze aan zijn en de vlammen laaien op bij het minste windje, onderaan zie ik een smeltkroes met kaarsvet.

Deze middag vond ik een cafetaria met airco, niet druk en niet ver, ideaal om even af te koelen. Ik begin te begrijpen waarom men hier een siësta houdt.

Straks ga ik met de bus terug naar Santarem. Een man van Guatemala reist door naar Tomar, 60 km hoger, Joy, An en Aurni, de Australische, een Schotse en een Engelse namen de trein naar daar, samen met Stievie, een Nederlander. hij reist vandaar verder met de bus. Zij doen dat om de hitte te ontwijken.

Zo kleurt ieder zijn Camino in. Suzanne kaart het in de bus aan, en we komen op hetzelfde besluit. Wat wij ervan denken, doet er tenslotte niet toe.

Porto de Murgo – Santarem (15 km)

Rond half elf gaat de weg een kwartslag naar links zodat ik de schaduw van de kilometerlange dijk van de Taag (Tejo) de rug toekeer en ik tussen de wijngaarden het plateau waarop Santarem ligt langzaam korterbij zie komen.

De mevrouw van Quinta de Burro, waar ik een heerlijk ontbijt verorberde, gaf nog 2 broodjes mee, en de raad om zeker genoeg water mee te nemen. 2 liter water lichter sta ik rond 12u30 op de Portas do Sol na de bestijging van het hoogteverschil.

Leuk stadje met mooie winkels, gelukkig gesloten, want zondag vandaag.

Deze namiddag rust en morgen ga ik met de bus naar Fatima (60km enkel, geen tijd om dat te voet te doen) en dan is het plan om dinsdag van Santarem naar Compostella door te gaan. Een eerste lichting kaarsen zullen morgen ontstoken worden, bestellingen mogen doorgegeven worden😏.

In de eerste echte pelgrimsherberg van deze Camino, kom ik weer bekenden tegen; Joy heeft haar reisgids-redding toch overleefd, van anderen ken ik de naam niet. Aan de Portas do Sol maak ik kennis met West-Vlamingen uit de streek van Roeselare- Kortrijk, die hun zus komen bezoeken die een B&B heeft hier in de buurt, interesse?, ik kreeg een kaartje, ziet er goed uit.

Gelukkig is het hostel niet ver van een winkelcentrum dat tot vanavond 22u geopend is, met restaurants, kwestie van genoeg energie op te doen.

Vila Franca de Xira – Porto de Murgo (28km)

Het is heerlijk om ’s morgens vroeg vóór zonsopgang een stad uit te sluipen en de geluiden van de ontluikende ochtend op te nemen. Vandaag gebeurt dat in gezelschap van Ed en Steve, twee Amerikaanse jonggepensioneerde broers. Na 8 km stap ik alleen verder tot Vila Nova di Raihna, waar ik onmiddellijk op de trein naar Azambuya kan springen om die 5 moeilijke kilometers te ontwijken. Iets verder komt Joy mij tegemoet; zij denkt dat ze niet juist zit. Joy is een 79-jarige Australische die ook aan haar tweede Camino toe is. Als ze nog 9 km van haar eindbestemming is, wil ze eerst wat rusten op een leuning van een inrijpoort over water, en zoals in de film valt haar reisgids 3 meter diep het water in. Zij is dan naar beneden geklauterd, en terug naar boven met een beetje hulp en gekraste benen van de oeverbeplanting. Als zij toch nog verder wil rusten, loop ik door, het is ondertussen half 12 en al behoorlijk warm, 15 km vlakke zon, en nergens schaduw. De vogels vallen ongeveer gebakken uit de bomen.

Als ik rond 14u aan de Casa do Rio kom, is er weer een vriendelijke jongeman die me helpt om de eigenaar op te bellen. Ik denk hier alleen te zijn, maar binnen zit een andere Australische, Suzanne, te hopen op gezelschap. Dat klikt meteen, zij heeft hetzelfde programma uitgedokterd voor de volgende twee dagen.

En het wordt nog warmer: maandag tot 39° in Santarem.

Lissabon – Vila Franca de Xira (37 km)

Ja, ik weet het: het was de bedoeling om tot Alhandra te stappen, zoals aangeboden in de reisgids, maar daar was enkel slaapgelegenheid bij de brandweer op de grond, en dat zag ik niet zitten. Dus heb ik gisteren al een bed laten reserveren en dat valt goed mee: de prijs voor de was, is inbegrepen. En de uitbater spreekt Engels, van dat Portugees versta ik toch niet veel. Om hier te geraken, heb ik de weg gevraagd aan een taxichauffeur, maar die stuurde me verkeerd (ik had geen adres), dan maar aan een café de klanten aangesproken en dan heeft de cafébaas gebeld, en is een koppel met mij meegegaan, de mensen zijn hier wel vriendelijk. Het is vandaag 3x voorgevallen dat iemand mij spontaan de weg wees, die schelp doet wel iets.

Tot Santarem is de Camino Portugais gelijk aan de weg naar Fatima. Voor morgen geven ze 35° C, en er is kans dat het laatste stuk voor Azambuya onderbroken is zodat je moet omlopen langs een drukke asfaltbaan in de hitte. Als alternatief is er de trein (5km). Daarstraks ben ik ook enkele kilometers langs een drukke weg zonder stoep gepasseerd, en dat was akelig.

Voor de rest was het pad goed: signalisatie is ok, er zijn verschillende stukken door natuurgebieden, sommige nog vrij recent aangelegd. Die stukken zijn proper en onderhouden, maar als ik verder van Lissabon wegging, waren er doortochten door vervallen industriegebieden. Ik heb op de ganse C. Frances vorig jaar nog geen honderdste aan zwerfvuil zien liggen van wat ik vandaag ben tegengekomen, je houdt het niet voor mogelijk: een collectie auto-bumpers, kasten, zetels, televisie toestellen, … en een massa petflessen, sigarettenpeuken, plastic zakken enzovoort.

Veel medepelgrims heb ik nog niet ontmoet, slechts twee koppels: de eersten waren Engelsen, de anderen denk ik Portugezen. De laatsten zijn hier ook aanbeland.

Om op dat Portugees terug te komen, in Lissabon spreekt men nog wat Engels, maar hier blijkbaar niet. Ik zit nu te eten en de mevrouw probeert me wat bij te leren, maar de combinatie met de vihno blanco is niet ideaal 😌. En dan … toeval bestaat, ik probeer met de vriendelijke mevrouw een lijstje met enkele Portugese woorden op te stellen, als een mevrouw aan de andere bezette tafel vraagt of ze kan helpen. Blijkt dat een Griet van Tervuren te zijn die al ongeveer 40 jaar in Portugal woont met 2 vriendinnen. Toeval?