Alvaiazere – Rabaçal (35 km)

De laatste 8 km. De langbenige Duitser gaat niet verder dan Alvorge, ik ben er niet boos om.

Ik stap alleen door een maquis- landschap. Niemand voor me, niemand achter me. De batterij van mijn smartphone is bijna plat.

En dan…

Wat betekent dit? Het is iets gevaarlijk. Een waarschuwingsbord, en ik moet die richting uit.

Ik raap twee stenen op en die klem ik in de palm van elke hand.

Blackbulls. Zouden dat honden zijn? Zwarte pitbulls? Welke kleur hebben pitbulls trouwens? Met die meute wilde honden begin deze week in mijn achterhoofd ben ik er niet gerust in. Hoor ik geblaf? Neen. Blaffende honden bijten niet, bijten niet- blaffende honden wel? Ik stel me al een gevecht in don Quichote- stijl voor: ik weet waar ik moet trappen, met mijn bergschoenen zal dat aankomen, troost ik me. En dan heb ik ook nog de stenen en mijn stokken. Maar wat als het er meer dan pakweg 5 zijn? Don Quichote begint te twijfelen en Sancho Panchez is niet in de buurt.

Blackbulls. Het zijn misschien stieren, zwarte stieren. We zijn hier tenslotte niet zo ver van Spanje. Ik kijk rond, achter elke struik kan een rustig-herkauwende viervoeter opgeschrikt worden door mijn passage. Maar het is warm, dus hoop ik dat zo’n beest zich liever niet moe- maakt in zo’n hitte. En ik draag geen rode kleding. Hee, wat zie ik daar? Twee bruine vlekken. Wanneer ik behoedzaam nader, blijken het verroeste olievaten te zijn. Na de afgedankte sofa een kilometer terug, had ik dat kunnen verwachten. Ik start een sporenonderzoek, op het pad bekijk ik elke voet- en pootafdruk. Ik zie geen hoefafdrukken, enkel sport- en stapschoenafdrukkenen ook geen uitwerpselen, noch van dierlijke, noch van menselijke oorsprong, gelukkig, en tot nader order heb ik geen weet van vee dat op sneakers rondhuppelt in de wei.

En dan, na enkele kilometers; tatatadaan:

De Camino gaat naar links, en het gevaar naar rechts. Merk wel het kapelletje op de hoek, zou er toch iemand…? Ik laat de stenen in mijn broekzakken glijden.

Oef, weeral goed afgelopen. Om 17 u ben ik in de albergue, gans alleen, en guess, om half acht verschijnt daar plotsklaps Sandra, met een heel ander verhaal.