Grotendeels platte wandeling, langs het Kanaal naast de Garonne. De drie volgende dagen zijn blijkbaar zo, hoewel Auvillar op een berg ligt, dat was het venijn in de staart. Vanmorgen heb ik Moissac bezocht met de bekende abbatiale. De pont-canal heb ik niet bezocht, dat was uit de richting. Voor wie niet weet wat dat is, kan dat opzoeken.
Dus een rustigere dag voor mij, 27 km. En ik word wat vervelend; ook Auvillar staat op de befaamde lijst van mooiste steden van Frankrijk. Vermoedelijk bestaan er meer lijsten in verschillende kategoriën; dorpjes, dorpen, kleine steden, grote steden, ik zeg maar wat?
Wat een tocht van 37 km moest worden, is afgelopen op 31,2 km, dankzij enkele afkortingen. Dat is te doen, ik wil graag tot Saint-Jean-Pied-de-Port gaan, dus probeer ik er wat vaart achter zetten. Als ik zo verder ga, zou ik daar aankomen op dinsdag de 26e oktober. Kan ik beginnen om een terugkeer te regelen 🤔.
Wat ik gisteren bedoelde met de ‘Esprit du chemin’, is ook vandaag weer te zien: kranen met drinkbaar water, drank die wordt aangeboden, toiletten, overal gîtes, gemakkelijk te reserveren, en pelgrims 😁, niet de massa, maar vandaag zag ik er 7, waarvan er 2 Brusselse jongedames ook in de gîte logeren. De ontvangst in de herberg is ook hartelijk, met ruimte voor een gesprek. Het plan van Moissac hebben we al doorgenomen met vermelding van de belangrijkste bezienswaardigheden en de openingstijden. In Montcuq komen er gemiddeld 80 per dag voorbij, dat ligt op de helft tussen Le Puy-en -Velay en Saint-Jean-Pied-de-Port, op ong 312km dus.
Dit is hoe een pelgrimstocht er moet uitzien: de ‘Esprit du chemin’ bestaat toch nog. Gisteravond voelde ik me thuiskomen in de Relais des Jacobins in Cahors en vandaag is het gevoel nog sterker in Montcuq. De goesting om verder te gaan is er terug helemaal. Toegegeven: op de via Arverna ontbrak die volledig.
XVIeE brug over de Lot, waarop een duiveltje staat dat de pelgrims keurt.
Een wat grotere sprong gemaakt; van Rocamadour gestapt tot Labastide- Murat, 26,5km, voorbeeldig, en dan was het 16u en ben ik op de toeristische dienst gaan vragen wat de mogelijkheden waren om naar Cahors, 43km verder te raken zonder voertuig. Het enige wat de mevrouw me kon aanbieden was een stempel en een visitekaartje van een taxibedrijf. Dan heb ik het op een akkoordje gegooid: ik schreef me in om in de gemeentelijke herberg te overnachten, maar ik wilde eerst proberen om te liften, en op haar aanwijzing heb ik me opgesteld op de baan richting Cahors, lukte dat niet, zou ik naar de herberg teruggaan. Eigenlijk heb ik daar niet lang gestaan, de eerste lift was tot ongeveer halverwege en dan had ik bijna onmiddellijk een tweede lift tot Cahors, om 17u29 was ik er. Allebei jonge mannen, de tweede was een speleoloog van Nederlandse afkomst.
Op het stuk dat ik gestapt heb, zijn er twee mede-pelgrims opgedaagd, zij gingen tot Labastide-Murat. En hier in de pelgrimsherberg zijn we al met een aantal, dat doet wel deugd, een echte pelgrimsherberg, met stapelbedden en een keuken onder een afdak enzo.
Dus de Via Arverna is nu volledig afgesloten en nu probeer ik in een sneltempo de via Podiensis af te tracken, inlopen hoeft niet. De gids geeft 15 dagen van Cahors tot Saint-Jean-Pied-de-Port.
Weer een hoogdag voor mij, de grote reden waarom ik de Via Arverna gedaan heb: Rocamadour. En het is de moeite: prachtig! En druk! Alle talen hoor ik hier. In het pelgrimshotel is het niet zo druk, bijna niemand.
Het weer wilde vanmorgen wat tegenwringen; eerst trekt de mist op en als ik denk om mijn buff en handschoenen op te bergen, valt de mist terug neer. Na een uur is dan toch alles opgeklaard.
Vandaag zijn Raymond en ik 40j getrouwd. We vieren dat nog zeker als ik terug ben, het is wat raar, zo’n afstand tussen ons, maar daarom niet minder verbonden.
Het was een tocht met mooie dorpjes: Bretenoux, waar ik startte, dan Autoire waar ik dacht een koffie te drinken maar alles was gesloten, Daar volgde een serieuze wandeling bergop, langs rotspartijen waar men volop tegenop klom, en alles zonder stapstokken wegens niet toegelaten. Ik was daar wel niet alleen; de Fransen hadden ook gezien dat het goei weer is en zondag, en dan kan je toch niet de ganse dag binnenzitten!
Het volgende dorpje was Loubressac, met kasteel en kerk, en als laatste Carennac waar een brocante aan de gang was als ik aankwam. Normaal was de route nog langs Padilac waar je grotten kan bezoeken, maar ik vond een kortere weg om naar Carennac te gaan wat een besparing van 5 km inhield, het is tenslotte zondag.
De twee gastheren van de gîte hadden het al gezegd; nu ben ik aan de warme kant van het Centraal Massief gekomen, vanaf Laval sur Cère zouden er palmbomen, vijgen- en zelfs bananenbomen langs de weg verschijnen. Hier wonen veel mensen die teruggekeerd zijn uit Algerije, een kolonie van Frankrijk. Spijtig genoeg zijn de vijgen nog niet rijp. Ook notenbomen staan hier veelvuldig en er zijn ook weer druiven.
Het mooie weer zal hier nog zeker een week aanhouden, ik ben er niet kwaad voor.
Vanavond zit ik op een soort kasteeldomein, in een chambres d’hôte maar de gastheer is afwezig en de vader die me binnenliet, weet de prijs ook niet. Dat zien we morgen wel.
De ochtendtemperatuur is verdubbeld: 2° tegenover gisteren, maar in de bossen is het sowieso al wat minder koud als op een hoogvlakte. Vandaag een hele dag bos langs de Cère, 23,5 km waarvan de eerste 8 staan beschreven als zeer lastig en afgeraden bij regen. Maar het regent niet en ik reken mezelf bij de getrainde wandelaars, dus, we gaan erdoor. 7u 30 aan de ene kant een hoge wand en de andere een afgrond, beneden de Cère en een spoorweg over kronkelpaadjes en op en neer. En tientallen bergriviertjes met of zonder brug kruisen. Het vervelendste was dat je maar op een of twee plaatsen een uitzicht had op de vallei. Toen ik na 7u een weide zag en in de verte een koe, besefte ik pas hoe blij ik was om een levend wezen te zien. Er was onderweg wel wat entertainment in de vorm van informatie paneeltjes over de aanleg van de spoorlijn, wildsporen, grotten waarin nu de vleermuizen wonen enz.
Vanmorgen heb ik de reservering voor de volgende nachten in orde gemaakt, dat geeft toch wel een zekerder gevoel. Maandag zal ik in Rocamadour aankomen, vanaf daar zou het simpeler moeten zijn.
Dit zou de langste etappe zijn op de via Arverna. De koudste ochtendtemperatuur in ieder geval wel; 1° en mist. Ik heb nog gehoopt dat die temperatuur enkel in het skigebied zou gelden waar ik gisteren met de bus langskwam, maar hier dus ook. De gids zegt ook dat ik regelmatig moet achterom kijken om de verdwijnende hoge bergen te zien, maar die bergen komen pas rond 11u uit de mist.
De lunchpauze was voor 4 jonge poesjes een evenement, de moeder was niet te zien.
Na de middag zijn de bergen duidelijk.
In Laroquebrou heb ik de beschikking over een ganse gîte voor 5 personen, volledig ingerichte keuken met vaatwasser, wifi enzo, gratis, omdat er geen structurele voorschriften zijn. Met een terrasje in de zon, heerlijk.
Dit is geen afstand om te voet te doen. Door de aanhoudende problemen om een onderdak te vinden, heb ik besloten om een stukje van de afstand met het openbaar vervoer te doen, namelijk een ter, een trein dus. En ook dat verliep niet geheel vlekkeloos: loket gesloten, ticketautomaat werkte niet, en tenslotte zelfs geen trein. Gelukkig kwam er een mevrouw die dezelfde richting uit moest, en nog iemand anders die wist te vertellen dat de trein op woensdag niet rijdt maar dat er een vervangbus was, gelukkig. En gratis, er zijn blijkbaar stakingen.
In de toeristische diensten zijn ze heel vriendelijk en behulpzaam. Daar weten ze heel goed dat er vanalles misloopt in de organisatie op de via Arvernia o.a. ivm de opvang van pelgrims in Pelgrimsherbergen. Maar de communicatie tussen de verschillende regio’s loopt mank en niemand wil er iets aan doen.
Aurillac is een stadje met veel winkels en restaurants enzo, best gezellig. En morgen trek ik terug de natuur in, op naar Laroquebrou alwaar ik na drie telefoons een bed kon bemachtigen in een gîte op de camping die eigenlijk al gesloten is, zucht, ik word daar erg moe van…